Het verhaal van

Jacobus Bellamy

Geachte burger,


Ik ben Jacobus Bellamy. In deze Klaaskerk kom je mijn naam wel drie keer tegen. Op een gedenkbord aan de wand en daarnaast op twee grafstenen. Ga maar eens zoeken. Bijna tweehonderdvijftig jaar geleden ben ik door mijn liefste vrienden in deze kerk begraven en kreeg toen een eigen grafkelder. Ik stierf in de kracht van mijn leven, slechts 28 jaar oud. Ik had last van allerlei kwalen, fysiek en mentaal, daar zal ik nu verder niet over uitwijden. Nogal pijnlijk. Maar door die kwalen was het vaak lastig voor mij om te doen wat ik het liefste deed: studeren en dichten. 


Vanaf mijn twaalfde werkte ik als bakkersknecht. Bijna tien jaar lang. Niet bepaald een ideale vooropleiding voor iemand zoals ik die droomt van studie en dichtkunst. Maar dominee Te Water schonk mij een toelage en daarmee de mogelijkheid om mij verder te ontwikkelen. Mede door zijn steun kon ik starten met een studie theologie en kreeg ik meer tijd om gedichten te schrijven. Zoals versjes voor mijn geliefde Francina, Fillis voor vrienden. 


Haar moeder vond het eerst maar niks dat wij verkering kregen. “Een bakkersknecht die versjes schrijft? Wat is dat nou voor toekomstperspectief, mijn kind? Kies liever een student rechten of medicijnen, daar heb je meer aan!” “Ik wil alleen Jacob, mamma. Het is echte liefde!” Gelukkig heeft Fillis’ moeder onze verloving uiteindelijk geaccepteerd. Ze zag in dat ik wel talent had.


‘Ik zing van Fillis. Zij alleen

Is’t waardig voorwerp van mijn zangen.

Ik zing van heur bekoorlijkheên-

De blosjes op haar wangen.’


Later schreef ik gedichten over vaderlandsliefde en burgerlijke vrijheid. Ik voelde me toen een echte patriot. Ik sloot mij aan bij Pro Patria et Libertate, een militie van Utrechtse burgers die zich inzette voor de revolutionaire ideeën. Ik schreef mijn gedicht ‘Aan eenen verrader des Vaderlands’. Daarmee bedoelde ik stadhouder Willem V, het grootste monster dat op aarde rondliep! Een potentaat die de macht niet met zijn volk wilde delen. Maar het patriottisch vuur bleef niet zo lang branden in mijn ziel. Ik vond het heilloos om die politieke strijd aan te gaan. Ik zag meer heil in poëzie.  


Dichtkunst moet voor mij waarheid en waarachtigheid uitdrukken, verheven gevoelens en diepe gedachten. Over God en alles wat ertoe doet in het menselijk leven. En natuurlijk moet poëzie ook persoonlijk en origineel zijn. Samen met mijn literaire vrienden Willem Ockerse en Jan Hinlopen startte ik twee literaire tijdschriften: De Poëtische Spectator en Proeven voor het Verstand, den Smaak en het Hart. Mooie titel, die laatste, vind je niet?


Ik had graag nog wat langer willen leven om meer bij te dragen aan de dichtkunst, maar het mocht niet zo zijn. Als jullie wat van mij willen lezen: in 1822 verscheen Gedenkzuil op het graf van Jacobus Bellamy een bundel met een groot aantal van mijn gedichten. 

O God der Vrijheid! staa hun bij!
Laat dees heldhafte burgerij
Uw’ bijstand steeds ervaaren!
Laat hen, tot ’s aardrijks jongsten stond,
De Vrijheid, op dees’ vrijen grond
Beschermen - en bewaaren

Den 13 october 1783

Zelandus (Jacobus Bellamy)